Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Mem.] Hij zal voor geen [10]kwaad gerucht vrezen; [Nun.] zijn hart [11]is vast, betrouwende op den HEERE. 10. Hetzij dat men kwalijk van hem spreekt, zonder oorzaak, [want hij heeft een goede conscientie]; hetzij dat er kwade tijdingen komen [want hij vertrouwt op God]. 11. Zie de aantekening bij hfdst.51 vs.12.